Den Haag, 11 mei 2020
Lieve Isa,
Je zit nu op school. Vanaf vandaag mogen de basisscholen weer open. Jij bent inmiddels al bijna twee maanden 4 jaar oud, en vandaag is dan je eerste officiële schooldag!
Je vond het wel een beetje spannend. Sinds dat we weten dat je vandaag weer naar school mag, dat is nu een dag of tien geleden, hebben we je elke dag verteld dat je vandaag naar school zou gaan. En dat vond je heel leuk! Je hebt het ook aan je opa’s en oma’s verteld. Daar vertelde je dan gelijk bij dat je het heel leuk vind.
Vanochtend was je ook enthousiast. Ik maakte je om kwart voor 8 wakker. “Kom Ies, wakker worden. Je moet zo naar school.” “Echt waar?” vroeg je aan me. “Echt waar, lieverd.”
En toen moesten we nog wassen en eten en drinken en je haar kammen en je tanden poetsen en je aankleden. Dus dat hebben we allemaal gedaan. En toen zijn wij met z’n tweetjes op de fiets gesprongen en zijn we naar je school gefietst.
Daar was het wel even wennen. We zijn er natuurlijk nog niet zo vaak geweest, maar nu waren er ook coronamaatregelen, zoals dat dan heet. Het was wat anders door het virus. Dat, zodat we niet allemaal ziek worden.
Je juf stond buiten op het schoolplein. Ze vond het heel leuk om jou te zien. Jij begon het nu een spannend te vinden. Ik gaf jou een knuffel en een kus en een aai over de bol. En jij mij. Toen vroeg ik je of je liever wilde of ik al naar huis zou gaan, of dat je liever had dat ik even zou blijven wachten. Je wilde dat ik even zou wachten. Je ging bij de andere kinderen van je klas staan. Ik wachtte.
Twintig seconden later kwam je bij me staan. Toch spannend. Nog een knuffel en een kus en een aai over de bol. En even kletsen. Wat je vandaag ging doen? En dat er eten in je rugtas zit. En een schone broek, als je een ongelukje hebt. Maar dat je altijd aan de juf mag vragen of je naar het toilet mag. En dat de juf er heel aardig uit ziet, dat ze vast heel lief is voor alle kindjes. En dat ze zo blij was om jou te zien, Isa.
En toen was het tijd. De bel ging. Alle kinderen mochten in een rij gaan staan. Jij stond bijna achteraan. Er was maar een kindje achter je. Iedereen liep naar binnen. Ik zwaaide. Jij keek niet naar me, dus heb je het niet gezien. Toen ik jou niet meer kon zien, ben ik naar huis gefietst.
Over een half uurtje ben je klaar. De eerste twee weekjes ga je alleen ‘s ochtends naar school. Mama gaat je zo ophalen. Ik ben heel benieuwd hoe je het vond!
Ik hou van je!
Papa